5 maart 2010
Wijsheid uit de Australische bush
Jan J. Wester
Toen Australië werd ontdekt drongen er al spoedig berichten door in Europa over de bewoners van dat verre continent. De Austraal negers (zoals men de aboriginals tot voor kort noemde) werden beschreven als het meest onbeschaafde volk van de wereld. Ze hadden immers niets tot stand
gebracht waar je naar westerse normen beschaving aan afmeet. Ze liepen naakt rond en hadden nog niet eens het wiel uitgevonden om van bouwwerken maar helemaal niet te spreken. Een typisch westerse materialistische manier van beoordelen, die overigens nog steeds door veel blanke Australiërs wordt toegepast.
De Aboriginals hebben echter geen behoefte het land bij te schaven en de natuur te veranderen. Zij geloven dat alles, ook de mens, uit de aarde is voortgekomen en dat de mens een onlosmakelijk deel is van een groter natuurlijk geheel. Het enige deel van de aarde dat zij cultiveren zijn zijzelf. Ze beoefenen (helaas moet ik eigenlijk al bijna schrijven “beoefenden”) een soort hiërarchie van de Wijsheid, waarbij de enige ware vooruitgang in de geest zit. En dat zagen de kortzichtige kolonisten natuurlijk niet.
De Aboriginals trekken zingend door de woestijn. Het lied dat ze zingen wijst hen de weg die ze moeten lopen; ook in gebieden waar ze nog nooit eerder zijn geweest. Er lopen duizenden van deze “song lines” over heel Australië. Het systeem van deze “primitieven” is zo ingewikkeld dat de westerse wetenschap er nog steeds niet uit is hoe het precies werkt. Dat geldt ook voor veel rituelen, schilderingen en legenden.
Intussen wist men niets beters te doen dan de Aboriginals bij duizenden als honden af te schieten. Hun kinderen werden hen afgenomen en ver weg op school gedaan waar ze door nonnen bont en blauw werden geslagen als ze hun eigen taal spraken. Ook het verstrekken van alcohol bleek zeer effectief (net als bij het verdelgen van de Indianen in Amerika). Ze worden gemakkelijk dronken en zijn fysiek slecht in staat alcohol af te breken. Zo kon men ze dus in dronken nietsnutten veranderen, wat weer een extra reden was ze verder uit te roeien. Dit alles gebeurde nog tot circa tachtig jaar geleden. In nog geen twee eeuwen hebben wij westerlingen kans gezien een zeer bijzondere cultuur volledig te vernietigen.
Wat heeft dit alles met bevolkingspolitiek te maken, zult u zich afvragen. Nog even geduld. De Aboriginals zijn de enigen die in het ecologisch kwetsbare Australië 50.000 jaar hebben geleefd zonder het land te gronde te richten. Ze hadden dan ook niet de bedoeling koste wat het kost tot een omvangrijk volk uit te groeien. In tegendeel; in tijden van extreme droogte wanneer de kans op overleving voor een baby klein was, onthielden ze zich van seks of gebruikten een bepaald soort boombast als anticonceptie middel. Dit hadden ze waarschijnlijk afgekeken van een mechanisme dat bij kangoeroes voorkomt. Als een periode van droogte aanbreekt, stokt de groei van het embryo van de kangoeroe automatisch. De groei wordt pas weer geactiveerd door een bestanddeel van vers groen gras.
De blanke kolonisten zijn nog maar tweehonderd jaar in Australië en het land is nu al zwaar overbevolkt. Twintig miljoen inwoners plus nog eens zeventig miljoen die elders in de wereld met Australisch voedsel in leven worden gehouden. De ecologische impact is dus vijfentachtig miljoen en dat is veel te veel. De gevolgen zoals zware erosie, verzilting en humusverlies zijn nu al op veel plaatsen zichtbaar. Op deze manier houdt het land het nog geen 500 jaar vol in plaats van 50.000. De Aboriginals wisten hoe ze duurzaam moesten leven en begrepen dat het gaat om de kwaliteit van de mensen en niet om de kwantiteit. Om het ecologisch evenwicht niet te verstoren deden ze zelfs aan bevolkingsplanning! Aan deze hiërarchie van de Hoogste Wijsheid zijn wij nog niet toe.
Het is jammer dat wij de volkeren die deze wijsheid bezaten hebben uitgeroeid. Hun ideeën hadden ons wellicht nu kunnen helpen een ecologische ramp te voorkomen. Het blijft echter de vraag of wij niet te primitief zijn om zo’n filosofie zonder ontwikkeling, groei of vooruitgang (behalve dan in de geest) aan te kunnen.
2009