30 april 2010

Overbevolking in Noord-Brabant en de verovering van Nederland, 1794-1795

Marcel Portegies

Samenvatting
Aan het einde van de achttiende eeuw wonen in Nederland zoveel mensen dat zij afhankelijk zijn van voedselimport. Dit geldt met name voor Noord-Brabant met zijn arme grond en in 1795 ruim 200.000 zielen.
In 1794 vallen 72.000 Franse soldaten het gewest binnen. Deze krijgsmacht leeft van het land terwijl de voedselaanvoer stopt. Hierdoor lijdt het leger en vooral ook de bevolking honger. De ellende in Noord-Brabant is zo groot dat het Franse leger het gewest ontvlucht en de rest van Nederland verovert. In ‘s-Hertogenbosch sterven de meeste mensen. Het is de grootste stad die bovendien door een overstroming van de buitenwereld wordt afgesloten.
Snelle grote legers
De Grote Revolutie met de leus van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap begint in Frankrijk in 1789. Vier jaar later, op 1 februari 1793, verklaart de Franse Republiek de oorlog aan de koning van Engeland en de Nederlandse stadhouder. Hierdoor levert Frankrijk strijd met Oostenrijk, Pruisen, Engeland en de Republiek der Verenigde Nederlanden. De krijgshandelingen spelen zich hoofdzakelijk af in de Oostenrijkse Nederlanden (het huidige België), Rijnland en Noord-Frankrijk. Na de nederlaag bij Neerwinden op 18 maart 1793 moet Frankrijk zijn ambities van gebiedsuitbreiding voorlopig opgeven en zo ook de verspreiding van de revolutionaire idealen.1
Om het tij te keren wordt nog op dezelfde dag van de verloren slag het Comité de Salut Public opgericht, dat van juni 1793 tot juli 1794 met dictatoriale macht over Frankrijk regeert. Een van de gebieden waarop het Comité succes boekt is de hervorming van het leger. Massale volkslegers verschijnen in 1794 op het strijdtoneel. Dit is één van de ontwikkelingen waardoor de oorlog een andere verschijningsvorm krijgt. De mobiliteit van de legers wordt vergroot door een nieuw systeem van bevoorrading: de levensmiddelen voor de manschappen en het voer voor de paarden worden ter plaatse gevorderd of gekocht. De plaatselijke bevolking wordt ook gedwongen onderdak te verstrekken en diensten te leveren, zoals het beschikbaar stellen van karren met trekdieren en voerlieden. Voor de Franse krijgsman betekent de nieuwe strategie dat hij slecht gekleed en nog slechter geschoeid en blootgesteld aan vele ontberingen de strijd in gaat.2
Tilburg geplunderd
In augustus 1794 vinden de eerste gevechten op Nederlandse bodem plaats bij Rijsbergen en Effen, ten zuidwesten van Breda. Op 5 september nemen Franse krijgslieden Tilburg in. Vijf later overschrijdt de hoofdmacht van het Franse leger de Nederlandse grens. De Franse troepen staan onder commando van generaal Charles Pichegru (1761-1804). Deze beschikt in totaal over 72.000 soldaten, 18.500 paarden en 304 stukken geschut. Pichegru laat zijn hoofdmacht, bestaande uit ongeveer 40.000 man, nog dezelfde dag dat het Nederland is binnen getrokken, in en om Tilburg legeren. Dit dorp is in 1795 met 8.532 inwoners in omvang de derde plaats van Noord-Brabant dat 210.625 zielen telt.3
Één van de grootste problemen waar de Fransen in Tilburg mee te kampen hebben is de aanvoer van voedsel. Vóór de komst van de Fransen waren in Tilburg 3000 Hannoveranen met 1800 paarden gelegerd. Ook de Duitsers hadden vrijwel geen eigen voorraden, zodat de Tilburgers ook toen al voor nagenoeg alles moesten zorgen. Op 7 september zegt het dorpsbestuur dat het niet aan de vorderingen kan voldoen met als gevolg dat Tilburg nog dezelfde dag wordt geplunderd. Steeds nijpender wordt het voedseltekort. In tegenstelling tot de Oostenrijkse Nederlanden, kunnen de Noordelijke Nederlanden namelijk niet eens genoeg levensmiddelen verbouwen om de eigen bevolking te voeden. Grote hoeveelheden graan uit de Oostzeelanden worden daarom aangevoerd.4
De afhankelijkheid van voedselimport geldt zeker voor de Meierij van ‘s-Hertogenbosch, zoals het midden en oosten van Noord-Brabant genoemd wordt. Hier ligt de agrarische opbrengst namelijk beneden het landelijk gemiddelde. Meer dan de helft van de Meierij bestaat uit woeste grond, voornamelijk onafzienbare heidevelden. Voedselimport vanuit de veroverde Oostenrijkse Nederlanden biedt geen soelaas. In het aangrenzende Kempenland liggen de schrale akkers eveneens als cultuureilanden in de heide. Antwerpen ligt inmiddels te ver weg voor een vlotte bevoorrading, en een snelle doorbraak naar Holland is niet mogelijk vanwege de sterke linie Bergen op Zoom – Breda met zijn vele onderwaterzettingen.4
Met de verovering van Tilburg stopt dan ook vrijwel alle aanvoer van levensmiddelen naar het dorp en ontstaat een steeds groter gebrek aan voedsel. De Franse legerleiding probeert dit op te lossen door levensmiddelen in de gehele Meierij te vorderen, maar – gezien de hoeveelheden die nodig zijn – levert dit te weinig op. Zo ontstaat bijvoorbeeld in september 1794 in Oss door de Franse vorderingen een dusdanig gebrek aan levensmiddelen dat de schepenen verbieden voedsel buiten de stad te verkopen, terwijl ze de resterende voedselvoorraad in beslag nemen. Vandaar dat toen de Engelsen op 17 september bij Grave en Langel (ten noorden van Ravenstein) de Maas overtrekken, generaal Pichegru besluit de vesting ‘s-Hertogenbosch te belegeren. Deze vesting bezit ruime voorraden levensmiddelen en kan Antwerpen vervangen als distributiepunt.4
Verovering en bezetting van ‘s-Hertogenbosch
‘s-Hertogenbosch is met 12.627 inwoners in 1795 verreweg de grootste stad van Staats-Brabant, zoals Noord-Brabant toen heette. Het ligt in een uitgestrekt plattelandsgebied, is bestuurscentrum en ligt op een punt waar land- en waterwegen op elkaar aansluiten. Zodoende vormt ‘s-Hertogenbosch een verbindingsschakel tussen de grote havensteden van Holland en een deel van het West-Europese achterland. Goederen die op schepen uit Holland komen, worden in ‘s-Hertogenbosch overgeladen op karren en paarden die naar het zuiden reizen. Als handelsstad volgt de stad in belangrijkheid direct op Amsterdam en Rotterdam.5 Niet voor niets loopt de enige verharde doorgaande weg van Nederland van ‘s-Hertogenbosch dwars door de Meierij naar Luik, terwijl de overige – onverharde – wegen op tal van plaatsen in de winter onbegaanbaar zijn.6
Kortom, voor Pichugru redenen genoeg om op 22 september 1794 ‘s-Hertogenbosch te belegeren. Op 12 oktober 1794 nemen 2500 Fransen de hoofdstad in bezit. De conditie van de krijgslieden is slecht. Al maanden hebben zij in het veld in hutten van stro of zelfs in holen onder de grond gebivakkeerd. Vaak hebben de Fransen honger geleden omdat de Meierij al leeggeplunderd is. Onder hen bevindt zich Gerrit Paape (1752-1803). Deze vurige patriot is de secretaris van de brigade-generaal H.W. Daendels (1762-1818). Paape schrijft: ‘De Franschen hebben, by hun inkomst in de Stad, ook daadlyk gebruik gemaakt van den overvloed der eerste leevensbehoeften, die zy hier vonden: zy verdrongen elkander in de winkels, en men was genoodzaakt den aandrang, op zommige plaatzen, met sterke wagten te keeren. De koopluiden zagen binnen weinige dagen, voor een groot gedeelte, hunne winkels ledig.’7
Ondanks de rijke voorraden en de vorderingen in de Meierij is op 26 november 1794 de tarwe in ‘s-Hertogenbosch op. Op 16 december is het al zo erg dat de Franse commissaris A.D. de Bellegarde (± 1740-1825) schrijft dat het Franse leger in ‘s-Hertogenbosch aan alles gebrek heeft. Het meest nijpend is het tekort aan meel, graan, haver, veevoer en zout, aldus de commissaris.8
Na de val van ’s-Hertogenbosch in oktober 1794 veroveren de Fransen dat jaar nagenoeg heel Nederland ten zuiden van de Merwede-Maas en ten westen van de Rijn. Het aloude ideaal van de natuurlijke grens is gerealiseerd. Steeds meer Franse politici willen het bij deze veroveringen laten. Pichegru’s leger is echter ten dode opgeschreven als er niets gedaan wordt. Door het vrijwel totale gebrek aan voedsel deserteren zijn soldaten ondanks de strengste straffen. Vandaar dat de Franse regering Pichugru beveelt de rivieren over te steken en de rest van Nederland te veroveren. Op 27 december steken tienduizenden Fransen de bevroren rivieren over en bezetten zij de rest van Nederland in januari 1795.9
 
Overstroming
Voor ‘s-Hertogenbosch is de ellende hiermee niet afgelopen. Op 12, 13 en 14 februari 1795 breekt de Maas bij de dorpen Lith, Alphen en ’t Wild door de dijk.10 ‘s-Hertogenbosch wordt op 16 februari overstroomt en van de buitenwereld afgesloten. Twee dagen later schrijft Gerrit Paape: ‘Deeze Stad is genoegzaam geheel overstroomd. Het huis, waarvan ik een kamer bewaar, heeft zyn ryklyk aandeel daarvan: staande het water meer dan twee voeten hoog in de gang en de beneden vertrekken, zo dat ze betreeden noch gebruikt kunnen worden. Onze anders volkryke straaten zyn in zo veele zwellende rivieren en ruischende beeken herschapen. De vloed is zo ongemeen, dat op weinige Straaten na alles onder staat. Hier en daar is het water drie, vier, en in de agterstraatjes, zelfs vyf en zes voeten gereezen.’11
Omdat de stad niet meer bevoorraad kan worden, is er snel geen voedsel meer. Bij de Bossche advocaat Boudewijn Donker Curtius (1746-1832) zijn twee Franse officieren ingekwartierd. Curtius schrijft: ‘wij aten dagelijks soup en doorgaands niets dan soup … jenever, die zij snick noemden, was onze verkwikking.’ Toch zijn Bosschenaren als Curtius nog goed af. Immers alleen degenen die soldaten bij zich in huis hebben, krijgen van de Fransen iets te eten, al is het alleen maar soep.12
Een ander probleem is drinkbaar water. Gerrit Paape: ‘Het water, dat door de Stad stroomd, is vermengt met het vuil der rioolen en straaten, dat op zommige plaatzen al zeer veel was, om dat men, by de belegering, een menigte mist (mest, red.) op zolders en kelders gebruikte, die men door gebrek aan paarden, nog niet heeft kunnen wegruimen: dit water derhalven is volstrekt ondrinkbaar, en het bederft alle regenbakken en putten insgelyks, over welker monden het heen wascht.’11
Het zal geen verbazing wekken dat menigeen aan de ontberingen bezwijkt. Vooral de zwaksten sterven. Curtius schrijft over het Franse hospitaal: ‘De zoogenaamde officieren van gezondheid (officiers de santé) aten ’s morgens gebrade hammen en dronken wijn als water, terwijl de brave zieken gebrek leden; het linnen, de lakens en deekens, de eetwaren, de wijnen, in groote menigte in requisitie gesteld en bij de kooplieden en ingezetenen opgehaald ten diensten van het hospitaal, wierden openlijk buiten, ja zelfs binnen de stadt verkogt’.12 De gevolgen laten zich raden. Het stadsbestuur schrijft in oktober 1795 dat de laatste winter ‘de ongelukkige in het Fransch Hospitaal door het gebrek zijn omgekoomen.’13
Ook bij de bevolking komt Magere Hein regelmatig op bezoek. De doktoren die in het stadsbestuur zitten, vrezen eind januari 1795 ‘voor de gezondheid van de inwoonders dezer stad waar in reeds zodanige zaden van ziekten en sterflijkheid zig hebben opgedaan, dat in het afgeloopen jaar ruim 270 menschen meer dan gewoonlijk in dezelve zijn begraven geworden. Deeze ongewoone menigte van dooden duurde nog voort in den aanvang van dit jaar.’14 Volgens het kistenboek van het burgerweeshuis, dat alle doodskisten van de stad vervaardigt, worden in 1794 in totaal 793 doodskisten afgeleverd. In 1792 zijn dit er 385 en 482 in 1793.15 Gemiddeld sterven in 1792-1793 te ‘s-Hertogenbosch dus 433,5 mensen. Onder de ongeveer 360 extra doden in 1794 zijn 139 soldaten. Resteren 221 extra doodskisten voor burgers, ofwel 50% meer dan in 1792-1793. In 1778, 1779, 1788 1799 en 1800 sterven in ‘s-Hertogenbosch gemiddeld 454 mensen per jaar.16 Uitgaande van 270 extra doden in 1794 geven zo bezien dus ongeveer 60% Bosschenaren meer dan gewoonlijk de geest. Het aantal begravenen op het kerkhof van de Sint Jan in der stad spreekt boekdelen over de oorzaak. Vanaf september 1794, toen de belegering van de stad begon, tot en met december van dat jaar worden daar 178 mensen begraven. In de periode 1784-1793 is dit getal in hetzelfde kwartaal gemiddeld 74,1. Tijdens de belegering en bezetting stijgt het aantal begravenen dus met 140%.17
Om de invloed van de overstroming en afsluiting van ‘s-Hertogenbosch in februari 1795 op de sterfte aldaar te meten kan het kistenboek niet gebruikt worden. Er was toen namelijk geen hout meer om doodskisten te maken.18 Het aantal begravenen op het Sint Janskerkhof spreekt echter boekdelen. In februari 1795 is het aantal doden dat daar ter aarde wordt besteld 41. In de periode 1784-1793 is dat gemiddeld 17,8.17 Na de isolering van de stad stijgt het aantal begravenen dus met ruim 130%. Wanneer het aantal slachtoffers als maatstaf wordt genomen, heeft het afzonderen van veel mensen te ‘s-Hertogenbosch in 1795 dus bijna hetzelfde gevolg als belegering en bezetting door een vijandelijk leger in de maanden ervoor.
Anno 2005
Twee eeuwen later is de kans op oorlog en bezetting zoals in 1794-1795 gelukkig uiterst klein. Het vooruitzicht op een overstroming is een heel ander verhaal. Volgens het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en de Rijksplanologische Dienst is ons land zelfs ‘zeer kwetsbaar voor wateroverlast’ en doet zich volgens het Ministerie en de Dienst ‘rond het stedelijk gebied van Den Bosch, Breda, Roermond en Maastricht …… waterproblemen voor’.19 Een herhaling van 1795 is dus niet ondenkbaar. In de periode 1600-1850 is het vijftien keer prijs.20 Eens in de ruim 16 jaar dus. Wat vooral te denken geeft zijn de gevolgen van een dergelijk ramp. Precies 210 jaar na 1795 telt Noord-Brabant in februari geen 210.625 inwoners, maar 2.408000. Ruim elf keer zo veel. ‘s-Hertogenbosch is gegroeid van 12.627 zielen naar 132.493. Meer dan het tienvoudige. Tilburg heeft geen 8.532, maar 197.958 mensen. Ruim 23 keer zo veel.21 Het Ministerie van VROM en de Rijksplanologische Dienst voorspellen dat we wat betreft ruimte keuzen moeten maken. ‘Als dat niet gebeurt, of – zoals in de afgelopen periode – niet goed genoeg, zullen de sterkste claims de zwakkere partijen op de ruimtemarkt verdringen.’, aldus het Ministerie en de Rijksplanologische Dienst in 2001.19 Met andere woorden het recht van de sterkste, zoals in 1794-1795 het Franse leger in Noord-Brabant. De mens is in die paar eeuwen niet veel veranderd. Zijn aantal wel.
Afkortingen in de noten
a.w.:     aangehaald werk
fol:       folio
GAsH:   Gemeentearchief ‘s-Hertogenbosch
inv:       inventarisnummer
OA:       oud archief
r:          recto
v:          verso
Noten
  1. Schulten, J.W.M., Aux armes citoyens. De Franse opmars naar ‘s-Hertogenbosch, in: ‘s- Hertogenbosch. Driemaandelijks tijdschrift over de geschiedenis van ‘s-Hertogenbosch, jrg. 2, 1994, nr. 4, p. 116, 117.
  2. Raeff, M., Inleiding, in Walter, J., Dagboek van een soldaat uit het leger van Napoleon. Gedenkwaardige geschiedenis van de militaire dienst die de schrijver van deze tekst heeft meegemaakt, Amsterdam 1992, p. 19. Schulten, a.w., p. 117.
    Presser, J., Napoleon. Historie en legende, Amsterdam en Brussel 1974 (5), p. 319.
  3. Brink, H. van den, Het getal der zielen in 1795, in: Genealogisch tijdschrift voor Oost-Brabant, jrg. 2, 1987, nr. 2, p 95.
    Engelen, Th.L.M. en Klep, P.M.M., Een demografisch traditionele samenleving, in: Eerenbeemt, H.F.J.M. van den, Geschiedenis van Noord-Brabant, deel 1, 1796-1890 Traditie en modernisering, Amsterdam en Meppel 1996, p. 71.
    Mooij, Ch.C.M. de, Eindelyk uit d’ Onderdrukking. Patriottenbeweging en Bataafs-Franse tijd in Noord-Brabant 1784-1814, Zwolle z.j. (1988) (Kunsthistorische reeks 1), p. 20.
    Schulten, a.w., p. 117, 119, 123.
    Uit het dagboek van een Tilburger. Cronique in en omtrent Tilburg voorgevallen aangeteekend door L.D. Lelie en J.B. Beer, Tilburg 1918, p. 9, 10.
  4. Cunen, J., Geschiedenis van Oss. Met inventaris van de gemeente-archieven, Oss 1932, p. 74.
    Schulten, a.w., p. 123, 124.
    ‘s Hertogenbossche Vaderlandsche Courant, 17-10-1794, nr, 78.
    Uit het dagboek van Adriaan van der Willigen. Drossaard in Tilburg 1795-1802. Met annotatiën voorzien door Lamb. G. de Wijs, Tilburg 1939, p. 51.
  5. Eerenbeemt, H.F.J.M. van den, ‘s-Hertogenbosch in de Bataafse en Franse tijd 1794-1814. Bijdrage tot de kennis van de sociaal-economische structuur, Nijmegen 1955, p. 85, 86.
    Franssen, J.J.M., De Bossche arbeider in zijn werk- en leefmilieu in de tweede helft van de negentiende eeuw, deel 1, Tilburg 1976. (Bijdragen tot de Geschiedenis van het Zuiden van Nederland, nr. 33), p. 19, 20.
  6. Vooys, A.C. de, Geografie van de Noordelijke Nederlanden 1770-heden, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 10, Haarlem 1981, p. 40, 41.
  7. GAsH OA, inv A328. Brief tijdelijke commandant ‘s-Hertogenbosch aan municipaliteit, 12-10-1794.
    Altena, P., ‘Gansch Nederland luisterde’. Gerrit Paape als journalist in Den Bosch (1794-1795), in: ‘s-Hertogenbosch Driemaandelijks tijdschrift over de geschiedenis van ‘s-Hertogenbosch, jrg. 2, 1994, nr. 4, p. 137.
    Anonymus (Velingius, A.), Onzijdig verhaal wegens de belegering van ’s Hertogenbosch door de Franschen. Ven den twee-en-twintigsten September 1794, tot de overgaaf der stad op den twaalfden October deszelven jaars. Volgens het dagregister, door eenen inwooner dier stad, geduurende het beleg, gehouden, Amsterdam 1794. (Aanwezig GAH)
    Mommers, A.R.M., Brabant van generaliteitsland tot gewest. Bestuursinrichting en gezagsuitoefening in en over de landen en steden van Staats-Brabant en Bataafs Braband 14 September 1629 – 1 Maart 1796, deel II, Utrecht en Nijmegen 1953, p. 360, 361, 485, 486.
    Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken, of vervolg der merkwaardigste geschiedenissen, die voorgevallen zyn in de Vereenigde Provinciën de Generaliteits Landen, en de Volksplantingen van den Staat, deel 29, tweede stuk, Amsteldam 1794, p. 1232.
    Paape, G., Republikeinsch speelreisje van Vrankryk naar Holland, door den burger Gerrit Paape, Van wegens den Franschen volkvertegenwoordiger gerequireerd, om met het hoofdquartier van den generaal Daendels medetetrekken. Tweede stukje, ’s Hertogenbosch en Amsterdam 1795, p. 10, 11, 49.
    Uit het dagboek van een Tilburger, a.w., p. 10.
  8. GAsH OA, inv A201 Stadsresoluties, 26-11-1794 fol 512v, 513r.
    Goossens, Th., Mr. J.F.R. van Hooff. Een Brabants patriot 1755-1816, Nijmegen 1948 (Brabantia), p. 29.
    Mommers, a.w., p. 328, 329.
  9. Lafeber, C.V., Patriotten, Bataven en Groot-Nederlanders. Een halve eeuw vaderlandse geschiedenis, 1781-1831, Goirle z.j. (1996), p. 161, 163.
    Rogier, L.J., Eenheid en scheiding. Geschiedenis der Nederlanden 1477-1813, Utrecht en Antwerpen 1980 (6), p. 249-251.
  10. GAsH OA, inv A328. Brief municipaliteit van Lith aan administratie van Arrondissement van ‘s-Hertogenbosch, 15-2-1795 nr 491.
  11. Paape, a.w., p. 106, 107, 110.
  12. Sasse van Ysselt, A.F.O., De stad ’s Hertogenbosch na hare inneming door Pichegru in 1794, in: Taxandria. Tijdschrift voor Noordbrabantsche geschiedenis en volkskunde, 1917, jrg. 24, p. 3, 49, 51.
    Schepers, J.B., Droevige dagen. Uit de annalen van een Brabantsch dorp, September 1794 – Juni 1795. (Overdruk uit de Tijdspiegel, 1894), p. 14.
  13. GAsH OA, inv A168B Stadsresoluties, Brief municipaliteit van ‘s-Hertogenbosch aan provisionele representanten van het volk van Bataavsch Braband, 28-1-1795, fol 449r.
  14. GAsH OA, inv A328. Brief municipaliteit van ‘s-Hertogenbosch aan Comité Central, 26-1-1795 nr 275.
  15. Mommers, A.R.M., De gezondheidstoestand te ‘s-Hertogenbosch. Na de verovering door de Fransen in October 1794, in: Brabantia, jrg. 4, 1955, p. 79.
    Portegies, M., Dood en begraven in ‘s-Hertogenbosch. Het Sint Janskerkhof 1629-1858, Utrecht 1999. (Bouwhistorische en Archeologische Studies ‘s-Hertogenbosch, deel 1), p. 87, 91.
  16. Eerenbeemt, ‘s-Hertogenbosch, a.w., p. 70.
  17. GAsH Archief Kerkeraad der Nederlandse Hervormde Gemeente te ‘s-Hertogenbosch, inv 76 Begraafregisters, 1784-1792.
    Idem, inv 77, Begraafregisters, 1793-1795.
  18. GAsH Archief ‘s-Hertogenbossche Godshuizen, inventaris Van Rooij inv 8 Besluiten van de regenten Groot Gasthuis 26-2-1795 fol 140v, 141r.
    GAsH OA inv A202 Stadsresoluties, 28-1-1795 fol 32r, 33r en 29-1-1795 fol 33v.
  19. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Rijksplanologische Dienst (red.), Ruimte maken, ruimte delen. Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening 2000/2020, Den Haag, 2001, p. 5, 25, 243.
  20. Doorenweerd, J., Beknopte Geschied- en Aardrijkskundige beschrijving van de Stad ’s Hertogenbosch, z.p. (‘s-Hertogenbosch) 1853, p. 79.
    Rooij, H. van, Het gesticht ,,Reinier van Arkel” te ‘s-Hertogenbosch, ‘s-Hertogenbosch 1928, p. 123.
  21. Internet www.provincienoord-brabant.nl.