2 december 2021

Nieuw Nederlandstalig boek over overbevolking

Met We zijn met te veel – Een pleidooi voor een herbergzame wereld heeft Fons Jena een standaardwerk geschreven over overbevolking. De boeken van Paul Gerbrands over dit onderwerp liggen al weer jaren achter ons. Het boek biedt een beknopt maar toch volledig overzicht van alle aspecten van het probleem.

Jan van Weeren

Moeder Aarde is ziek
Eén van haar vele soorten bewoners heeft zijn leefomgeving verziekt, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor andere aardbewoners. En het ziekteproces ettert maar door. De symptomen komen geregeld voorbij in de pers: klimaatverandering, plasticsoep, verlies van biodiversiteit, bodemdegradatie, stikstof- en fijnstofvervuiling, overbevissing, kaalslag van het regenwoud, noem maar op. Het boek stelt een nauwkeurige diagnose en beschrijft ook hoe de schuldige soort, de meest succesvolle roofaap homo sapiens, zijn populatie laat groeien. Naast een diagnose van de kwalen waaronder Moeder Aarde als habitat van mens en dier lijdt, bevat het boek ook een compacte cursus bevolkingskunde. Je moet wel enigszins hoger opgeleid zijn om de tekst en de grafieken vlotjes tot je te kunnen nemen, maar wie van de lezers van deze boekbespreking is dat niet?

Drie knoppen om aan te draaien
Het boek stelt niet alleen een diagnose, maar biedt ook mogelijkheden voor een therapie. Je kunt homo sapiens reguleren door aan drie knoppen te draaien. De eerste knop is die van zijn populatie. Als je die in aantal terugdraait, dan heeft dat een heilzame werking op het leefmilieu. Minder mensen betekent automatisch minder belasting voor het milieu. De tweede knop is die van de consumptie. Mensen kunnen meer of minder materiële welvaart genieten en daarmee ook meer of minder vervuilen. De laatste knop is die van de technologie. Technologie kan de mens in staat stellen om met minder milieuschade zijn behoeften te bevredigen.
Sommigen van de menselijke soort zijn bereid om aan de knop ‘consumptie’ te draaien (minder vlees eten, de auto vaker laten staan, geen vliegreisjes maken), terwijl anderen (en dat zijn er heel veel meer} eindelijk wel eens een stukje kip bij de rijst willen, of een brommer, een wasmachine, koelkast en misschien zelfs een airco. Die draaien de knop ‘consumptie’ omhoog.
Draaien aan de knop ‘technologie’ is momenteel favoriet. Slimme groene energiebronnen moeten de schadelijke fossiele energie vervangen. Materialen moeten worden gerecycled. Nieuwe technieken moeten de voetafdruk van de mens verkleinen.
Aan de knop ‘populatie’ wordt echter nauwelijks gedraaid. Een groot deel van de mensheid vindt dat vrouwen in staat moeten worden gesteld om hun kindertal en de pauze tussen hun zwangerschappen te bepalen – wat op termijn leidt tot minder bevolkingsgroei – maar echt beperkende maatregelen zoals de Chinese éénkindpolitiek worden nergens getroffen.

Hoeveel mensen kan de aarde aan?
Al met al wordt Moeder Aarde zieker en zieker. In het boek wordt de vraag opgeworpen aan wat voor criteria de soort homo sapiens moet gaan voldoen om de planeet gezond te maken. Op de eerste plaats moet hij zijn aantal afstemmen op de beschikbare natuurlijk hulpbronnen. Dat houdt in dat hij niet méér mag verbruiken dan dat de natuur kan aanvullen. Dus de akkertjes die hij bebouwt voor zijn voedsel mogen niet uitgeput raken. Het water dat hij gebruikt moet telkens langs natuurlijke weg worden aangevuld. Hij mag niet meer hout kappen dan dat een bos weer opnieuw kan voortbrengen. Menselijke activiteiten mogen ook zeker niet meer broeikasgassen tot gevolg hebben dan de omgeving kan absorberen.
Er worden echter aanvullende eisen gesteld. Mensen moeten voldoende leefruimte hebben. Ook al heb je genoeg te eten, je wilt niet op elkaars lip zitten, gestapeld worden in flats met een vrije natuur die pas na een dagreis bereikbaar is. Ten slotte is de mens niet alleen op de wereld. Er zijn nog een hoop andere soorten die op aarde ook een habitat moeten hebben.
Dus samengevat: we moeten als soort hier op aarde duurzaam kunnen bestaan, in een voor ons leefbare wereld waar ook voldoende plaats is voor andere soorten. In het boek wordt het allemaal haarfijn uitgelegd.

We zijn met te veel
Een recente studie – die vrijwel tegelijkertijd met het boek werd gepubliceerd – wijst uit dat zelfs als alle menselijke aardbewoners het welzijnsniveau van Egypte of Indonesië zouden accepteren (voor velen een verbetering, voor rijke landen een flinke stap terug), dan zouden er in een groot aantal landen nog veel te veel mensen zijn. Zoals het er nu uitziet, komen we in 2100 waarschijnlijk uit op een wereldbevolking van bijna 11 miljard. Zouden we er in de komende tien jaar in slagen om alle moeders op aarde gemiddeld een half kind minder te laten baren, dan komen we 4 miljard lager uit en is de wereldbevolking in dat jaar kleiner dan nu. Maar dan nog zijn we met veel te veel voor een optimaal bevolkingsaantal. Wat een half miljard rijkere mensen aan materiële welvaart inleveren en daardoor besparen op de belasting van het leefmilieu, valt volledig in het niet bij de nadelige milieueffecten van een geringe welvaartsgroei in armere landen waar 7 miljard mensen leven. Dit is geen excuus om niet te willen consuminderen in rijke landen; het gaat erom dat een welvaartsstijging in armere landen Moeder Aarde allen maar zieker maakt. Naarmate we de knop ‘consumptie’ harder gaan terugdraaien zullen we weerstand ontmoeten van talloze mensen die hun welvaartspositie willen verbeteren.
Resten ons nog twee andere knoppen. De knop ‘populatie’ moet volgens berekeningen van Fons Jena voor de hele wereld idealiter terug naar de stand 1,5 à 2 miljard. Voor België en Nederland komt dat neer op respectievelijk 2 en 3 miljoen inwoners. Of we moeten alle hoop stellen in de knop ‘technologie’. Technologische oplossingen hebben in het verleden veel goeds (bijvoorbeeld verhoogde landbouwopbrengsten) naast veel slechts gebracht (luchtverontreiniging door kunstmestproductie en -gebruik, milieuschade door pesticiden). De technologie die de leefomgeving netto voordeel oplevert, moet echter nog worden uitgevonden. Op dit moment is het duurzaamste huis nog steeds het huis dat niet gebouwd wordt en de duurzaamste (elektrische) auto de auto die niet van de band rolt.
Opmerkelijk bij technologische vernieuwing is het verband dat Fons Jena legt tussen draagkracht en duurzaamheid. Draagkracht kun je verhogen. Bijvoorbeeld door gebruik van kunstmest kun je van een hectare meer opbrengst halen en daarmee meer mensen voeden. Evenzo kun je bij een elektrisch auto meer auto’s laten rijden omdat ze de atmosfeer niet belasten met CO2. Als het echter gaat om duurzaamheid, is het een ander verhaal. De nadelige milieueffecten van intensieve landbouw en veeteelt zorgen ervoor dat deze vorm van voedselproductie niet duurzaam is. Evenzo is de levensduur van een elektrische auto eindig, waardoor er steeds weer nieuwe exemplaren moeten worden geproduceerd, nieuwe grondstoffen gewonnen en nieuw afvalmateriaal moet worden verwerkt. Dus heeft ook een elektrische auto een beperkte duurzaamheid. Een voorbeeld van een ‘technologie’ met hoge duurzaamheid, maar lage draagkracht, is een eenvoudige houtkachel. Die gaat in beginsel eindeloos mee en is daardoor uiterst duurzaam, maar is voor de aarde nauwelijks te dragen door al het hout dat ervoor moet worden gekapt en vooral door de exorbitante uitstoot van CO2 als we allemaal zo’n houtkachel zouden gaan stoken.

Hoe komen we aan minder mensen?
Iedere overbevolkingsontkenner zal moeten toegeven dat een aantal wereldproblemen makkelijker valt op te lossen bij minder mensen, behalve dan de paar die denken dat meer mensen nodig zijn om het aantal getalenteerde probleemoplossers te laten toenemen. Met meer mensen meer Einsteins, als het ware. Als we de druk willen verkleinen die de soort homo sapiens op zijn omgeving en zijn medeschepselen uitoefent, dan moeten er volgens Fons Jena drie dingen gebeuren. Op de eerste plaats moeten alle ongewenste zwangerschappen op aarde worden voorkomen door optimale toegankelijkheid van anticonceptiva en desnoods abortus. Een vrouw die op enig moment geen kind wil krijgen, mag geen strobreed in de weg worden gelegd. Ten tweede moeten er campagnes komen om de kinderwens te beperken. Ten slotte moet het recht om kinderen te krijgen beperkt worden tot het vervangingsniveau: moeder en vader mogen zich ieder laten vervangen door één nieuw mens; een ruimer kindertal wordt financieel ontmoedigd of zelfs fiscaal afgestraft. Iedereen heeft het recht zich te vervangen, maar niet om zich te vermenigvuldigen.
Net als bij de knop ‘consumptiepatroon’ zullen we ook bij de knop ‘populatie’ weerstand ontmoeten, van culturele of religieuze aard, door politieke overwegingen – meer mensen is meer macht – maar vooral ook vanuit de ondernemershoek. Meer mensen betekent meer consumenten en meer arbeidskrachten, meer afzet, lagere loonkosten en daardoor meer winst en voor de staat meer belastinginkomsten.

Evolutionair voordeel
Evolutionair zou je een soort succesvol kunnen noemen die andere soorten verdringt. Maar oneindige groei op een eindige planeet leidt op den duur tot een catastrofe. Vandaag de dag heeft de mens die zijn aantal afstemt op de draagkracht van zijn habitat, die zorgt voor een gezonde leefomgeving en daarin de biodiversiteit koestert een evolutionair voordeel boven soortgenoten die met meer zijn dan het land kan voeden en die gebukt gaan onder watergebrek en andere tekorten.
Na lezing van We zijn met te veel kom je tot de conclusie dat de oplossing van overbevolking op wereldschaal gegeven de vele weerstanden wellicht een hachelijke onderneming is en dat je overbevolking beter op lokaal niveau kunt aanpakken. Dáár moet je de duurzaamheid, natuurruimte en levenskwaliteit maximaliseren door op bevolkingskrimp in te zetten, wat in België en Nederland in eerste instantie neerkomt op het inperken van arbeids- en asielimmigratie, naast verdere geboortebeperking door het financieel ontmoedigen van gezinnen met meer dan twee kinderen. Fons Jena doet voor een aanpak op nationaal en lokaal niveau een aantal behartigingswaardige aanbevelingen. Vreemd genoeg rept hij niet over internationale verdragen die iedere bevolkingspolitiek in een wurggreep houden, zoals het Vluchtelingenverdrag en het Verdrag van Rome dat een vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie op puur economische gronden toestaat.
We zijn met te veel  is een rijk boek dat je soms laat duizelen door de cijfertjes, bevlogen geschreven in het welluidende taaleigen van onze zuiderburen, maar vooral een boek dat een volledig beeld geeft van het probleem overbevolking. Een klein minpuntje is het ontbreken van een woordregister.

Fons Jena, We zijn met te veel – Een pleidooi voor een herbergzame wereld, Eburon Utrecht 2021, 270 pp., € 24,50, ISBN 978-94-6301-357-4