Nederland leeft op te grote voet
19 februari was de dag waarop we met ruim 17 miljoen mensen de jaarlijkse opbrengst van onze postzegel grond hadden uitgeput. 12 april was de dag dat de hele wereld voor de rest van het jaar is leeg getrokken als iedereen op aarde net zo zou leven als de Nederlanders.
Na 50 dagen is de hele jaaropbrengst al op
Nederland telt in totaal 13.3 miljoen hectare grond die voedsel en grondstoffen oplevert en broeikasgassen kan opnemen Dit komt neer op 0,78 hectare ‘nuttige’ grond per inwoner. Die inwoner gebruikt echter per jaar gemiddeld 5,7 hectare per persoon. Dit betekent dat de ecologische voetafdruk van de gemiddelde Nederlander ruim 7x groter is dan wat het land kan bieden.
Dit betekent dat we ons land op 1/7 van het jaar al hebben uitgeput. Dus na 50 dagen, op 19 februari. De rest van het jaar moeten we een beroep doen op wat andere landen ons kunnen bieden. Na 50 dagen is onze eigen snoeptrommel leeg en graaien we in die van anderen.
Hoe doet Nederland het in vergelijking tot de Europese Unie en rest van de wereld?
Wat onze nuttige grond per jaar kan leveren, noemen we de biocapaciteit van ons land. Op onderstaand plaatje zie je hoe de verhoudingen liggen. De dikke groene streep geeft aan hoeveel ‘nuttige’ grond per Nederlander in de loop der jaren beschikbaar was. Die hoeveelheid is langzaam afgenomen, omdat we steeds meer huizen en wegen zijn gaan bouwen, ondanks het feit dat we productiviteit van onze grond (bijvoorbeeld door kunstmest en bestrijdingsmiddelen) hebben opgevoerd. De grillige dikke oranje lijn boven toont onze ecologische voetafdruk vanaf 1961 tot 2018, de laatste peildatum. Je ziet dat die van ons de gemiddelde voetafdruk van de Europese Unie (blauwe lijn) aardig volgt, maar er wel boven ligt. Vanaf 2008 heeft verminderde bedrijvigheid na de financiële crisis voor een daling gezorgd, maar de tendens is weer stijgend.
Als we kijken naar de beschikbare biocapaciteit van de hele wereld per persoon (dunne groene lijn) en de voetafdruk van de gemiddelde wereldburger (rode lijn), dan zien we dat kort na 1970 het omslagpunt is bereikt. Vanaf dat moment zijn de mensen per jaar meer gaan verbruiken dan de natuur jaarlijks aan kan. In hoofdzaak komt dat door de uitstoot van broeikasgassen die door hun hoeveelheid niet meer kunnen worden geabsorbeerd.
Vooral uitstoot van broeikasgassen en voedselconsumptie
Dus de ecologische voetafdruk van de gemiddelde Nederlander neemt 5,7 hectare ‘nuttige’ grond in beslag. Maar liefst 64% daarvan heeft hij nodig om de atmosfeer te reinigen van de broeikasgassen die zijn industrie, auto’s, koeien en krachtcentrales uitstoten. Daarbij zijn vliegreisjes en scheepvaartverkeer nog niet eens meegenomen.
33% van de 5,7 hectare gebruikt hij voor zijn voedselconsumptie, vooral van vlees (20%). Dan volgen groente, fruit en granen (11%). Het restje gaat op aan zuivel, oliën, suikers en dranken.
Die voedselconsumptie wordt slechts voor 22% gedekt door productie in eigen land. De overige 78% wordt geïmporteerd. Deze verhouding laat zien hoe zeer we óók voor ons voedsel afhankelijk zijn van andere landen. Als de aanvoer om welke reden dan ook stagneert (misoogsten, boycotacties, blokkades) zitten we zwaar in de problemen.
Versobering, meer eigen voedselproductie en bevolkingskrimp
Om de opwarming van de aarde tegen te gaan is het noodzakelijk dat de uitstoot van broeikasgassen ook in Nederland drastisch wordt verminderd. Dit kan slechts in beperkte mate worden bereikt door bevolkingskrimp. Versobering van leefstijl en beperking van industriële emissies zijn op korte termijn van veel groter belang. Bevolkingskrimp is wél noodzakelijk om ruimte vrij te houden dan wel te creëren voor voedselproductie, gelet op onze kwetsbaarheid door de afhankelijkheid van import. Op dit moment produceren we heel veel voedingsmiddelen voor de uitvoer, doch deze productie berust op haar beurt weer volledig op import: van soja, mais en kunstmest voor de agrarische industrie en van fossiele brandstoffen voor kasteelt, landbewerking, transport en conservering. Nederland is eerder een voedselfabriek dan een voedselproducerende natie. Om dat te veranderen en minder afhankelijk te worden van de wereldmarkt moet de productie voor eigen gebruik omhoog en moet het aantal te voeden monden omlaag. Een hoger rendement van het land in de zin van voedingswaarde kan worden bereikt door een accentverschuiving van veeteelt naar landbouw.
Op onderstaande afbeelding zie je links wat het Nederlandse gebied oplevert en rechts wat de Nederlanders verbruiken. Roze: landbouwproducten; grijs: plek voor gebouwen en wegen; donkergroen: houtopbrengst; blauw: visvangst; lichtgroen: veeteelt. Vier en een half keer de oppervlakte van ons land is nodig om de door ons uitgestoten broeikasgassen te absorberen. Ons houtgebruik is veel groter dan wat we zelf kunnen produceren. Heel Nederland boven de Maas zou nodig zijn als weidegebied voor ons vee. De opbrengst van het viswater dat aan ons wordt toegeschreven is uiterst dubieus. Dit berust op oude schattingen en houdt geen rekening met de huidige overbevissing. Voor ons gebruik van landbouwproducten zouden we heel Nederland plus nog een flink stuk als akkerland moeten inrichten. Let wel, het gaat hier om eigen consumptie.