26 februari 2010

De wereldbevolkingscrisis

Weerwoord op een aantal veel gehoorde beweringen waarmee getracht wordt de ernst van de bevolkingscrisis te ontkennen.

Dit artikel is een Nederlandse bewerking door De Stichting De Club Van Tien Miljoen. Deze Stichting streeft naar een maatschappelijke bewustwording op het gebied van de overbevolkingsproblematiek in Nederland en daarbuiten. Het artikel is grotendeels ontleend aan een studie van Madeleine Weld, geschreven voor de organisatie Global Population Concerns te Ottawa in 1996. De oorspronkelijke titel van het artikel luidt: “Confronting the Population Crisis, Responses to the Twenty-One most commonly used arguments to confound the issue.”

Inleiding

Veel mensen hebben geen duidelijk beeld over de gevaren van de steeds doorgaande bevolkingsgroei. De deskundigen en de politieke leiders lijken elkaar tegen te spreken. Zo zijn veel wetenschapsmensen van mening, dat er sprake is van een ernstige bevolkingscrisis.
In 1993 hebben vertegenwoordigers van 58 nationale Academies van Wetenschappen een vergadering in New Delhi afgesloten met een verklaring waarin de wereld met klem wordt opgeroepen om te komen tot het beëindigen van de bevolkingsgroei binnen de tijdsspanne van één generatie.
In juni 1994 heeft de Pauselijke Academie van Wetenschappen (overigens tegen de zin van de Paus) een verklaring afgegeven waarin wordt gezegd, dat geboorteregeling noodzakelijk is om onoplosbare problemen in de toekomst te voorkomen.
Op de wereldbevolkingsconferentie te Caïro in het najaar van 1994 waren de meeste regeringen het erover eens, dat de bevolkingsgroei moet worden beperkt, een erkenning van het bevolkingsprobleem.
Indien van zoveel kanten op de gevaren van een overmatige bevolkingsaanwas gewezen wordt, waarom wordt er dan zo weinig gedaan aan de aanpak van het probleem? Het antwoord is dat politieke en sociale beslissingen (meestal) niet worden genomen op basis van wetenschappelijk vastgestelde feiten. Er zijn machtige religieuze, politieke en economische krachten, die zich teweerstellen tegen elke actie om de bevolkingsgroei onder controle te krijgen.
De tegenstanders van een bevolkingspolitiek gebruiken allerlei drogredenen om hun standpunt te ondersteunen. Dit artikel gaat in op de meest gehoorde argumenten die de ernst van de bevolkingsproblematiek trachten te bagatelliseren.
 

1. De groeisnelheid van de wereldbevolking is niet langer een probleem. Zij neemt af en blijft dat doen.

Inderdaad, de relatieve groei is in de afgelopen dertig jaar gedaald van 2,2 tot 1,7 procent per jaar. De groei in aantallen neemt echter toe.
Dit zijn de cijfers over de laatste twee eeuwen:
de wereldbevolking
1800
Ca. 1 miljard mensen
1920
Ca. 2 miljard mensen
1960
Ca. 3 miljard mensen
1975
Ca. 4 miljard mensen
1987
Ca. 5 miljard mensen
1999
Ca. 6 miljard mensen
2011
Ca. 7 miljard mensen
2023
Ca. 8 miljard mensen
2040
Ca. 9 miljard mensen
De tijd, die nodig is om de wereldbevolking met 1 miljard mensen te laten toenemen, wordt dus steeds korter. Ook al zou het aantal kinderen per vrouw op korte termijn flink afnemen, dan zal nog geruime tijd het aantal mensen als gevolg van de samenstelling van de bevolking fors groeien.
 

2. Indien bevolkingsgroei werkelijk een probleem was, zouden regeringen er veel eerder aandacht aan geschonken hebben.

De meeste regeringen negeren het probleem angstvallig. Zij zijn in het algemeen meer bezig met korte-termijn kwesties dan met onderwerpen, die op lange termijn spelen. Vaak staan ze onder politieke en religieuze druk. De tegenstanders van geboorteregeling zijn dikwijls veel machtiger dan de voorstanders ervan. Op internationale congressen, zoals de wereldbevolkingsconferentie te Caïro uit 1994, komt men feitelijk alleen tot woorden en niet tot daden.
 

3. De oplossing van het wereldbevolkingsprobleem ligt in een eerlijke verdeling van de welvaart.

Alle welvaart is gebaseerd op natuurlijke hulpbronnen; zonder die bronnen zouden wij niet kunnen eten of drinken. Natuurlijke reserves die ooit overvloedig aanwezig waren, lopen nu in toenemende mate gevaar verloren te gaan als gevolg van roofbouw.
Dat geldt bij voorbeeld voor de visserij; de opbrengst daarvan daalt al sinds 1989. De kabeljauwvisserij van Canada, eens een belangrijke bron van arbeid en voedsel, is zo goed als ineengestort. Dat leidde in 1995 tot een kabeljauwoorlog tussen Canada en Spanje. Het incident laat zien, dat strijd in het geval van schaarste waarschijnlijker is dan het eerlijk verdelen van de rijkdommen.
Dezelfde ontwikkeling zien we ook in de arme landen. Deze verkeren in toenemende mate in een staat van bijna permanente oorlogvoering en sociale desintegratie. Van de 90 gewapende conflicten tussen 1989 en 1994 waren er slechts 4 conflicten tussen landen; de overige 86 vonden plaats binnen de landsgrenzen. Deze burgeroorlogen, die officieel worden toegeschreven aan etnische of religieuze tegenstellingen, zijn in werkelijkheid conflicten over hulpbronnen. Ook zoetwaterwinning zal in de toekomst steeds vaker de oorzaak van conflicten zijn.
Sommige optimisten maken berekeningen over de hoeveelheid voedsel, die de aarde zou kunnen produceren. Ze delen deze hoeveelheid door het aantal wereldbewoners en komen tot de conclusie, dat er geen honger behoeft te zijn. De door hen in het vooruitzicht gestelde situatie zal nooit worden bereikt. Zelfs onder de best denkbare omstandigheden zal het produktie- en distributiesysteem nooit geheel doelmatig zijn. Deze systemen zijn juist in de meest behoeftige gebieden volkomen ontoereikend; vaak gaan zij door onachtzaamheid of conflicten steeds verder achteruit.
Daar komt bij dat de rijke landen steeds minder geneigd zijn om hun welvaart te delen met arme landen. Zij zien zich nu bedreigd door een toenemende concurrentie met opkomende industrielanden zoals China en Thailand. De tendens is dat de meeste donorlanden de ontwikkelingshulp verlagen, terwijl de nood in de arme landen toeneemt. De druk van een snelle bevolkingsgroei zal leiden tot een instabiele politieke situatie. Wij zien dan een steeds sterkere neiging tot individualisme en nationalisme.
4. De oplossing van het bevolkingsprobleem ligt in de verhoging van de levensstandaard in de derde wereld.
De treurige waarheid is dat juist de excessieve bevolkingsgroei de economische en sociale ontwikkeling in de weg staat. Daardoor blijft een verhoging van de levensstandaard achterwege. Wij zien dit vooral in Afrika, waar ondanks veel ontwikkelingshulp nog geen enkele afname van de bevolkingsgroei zichtbaar is. De in verband met de bevolkingsgroei zo noodzakelijke uitbreiding van scholen, fabrieken en infrastructurele voorzieningen blijft achterwege. In plaats daarvan is er sprake van een forse achteruitgang. De landbouw en de bosbouw verliezen productiecapaciteit door erosie en ontbossing. Dit heeft voor Afrika desastreuze gevolgen voor de levenstandaard gehad. Het inkomen per hoofd van de bevolking is er tussen 1980 en 1992 met 15 procent gedaald.
 
5. Van de ontwikkelingslanden kan niet verwacht worden iets aan hun bevolkingsgroei te doen, zolang de rijke landen niets doen aan hun overconsumptie en milieuvervuiling.
De West-Europese industrielanden konden destijds ondanks een dichte bevolking tot welvaart komen. Daaruit mag men niet de conclusie trekken, dat een dergelijk ontwikkelingspatroon voor de Derde Wereld als geheel zal opgaan. Men moet beseffen, dat de bevolkingsgroei in de industrielanden destijds onder geheel andere omstandigheden plaatsvond dan thans in de ontwikkelingslanden. Aan het begin van de industriële revolutie was de bevolkingsdruk in Europa aanzienlijk minder dan in veel ontwikkelingslanden van dit moment. Toen de bevolking van Europa daarna ging groeien, ging dit samen met de opbouw van industrieën, de aanleg van een infrastructuur en verbetering van het onderwijs. De beschikbaarheid van goedkope grondstoffen speelde een belangrijke rol. Voorzover de Europese landen deze zelf niet hadden, konden zij ze buiten het eigen land verwerven door handel of door uitbuiting.
De afname van de kindersterfte als gevolg van de vooruitgang van de medische wetenschap werd spoedig gevolgd door een afname van de gezinsgrootte. In tijden van economische neergang kon een deel van de groei van de beroepsbevolking door emigratie afvloeien naar Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland. Destijds waren dit nog zeer dun bevolkte werelddelen, die behoefte hadden aan arbeidskrachten en ook om andere redenen gebaat waren bij immigratie.
Heel anders is de ontwikkeling in de ontwikkelingslanden geweest. Toen de moderne medische voorzieningen daar werden geïntroduceerd, ging dit niet gepaard met technische, sociale en economische veranderingen. In deze grote agrarische samenlevingen ontbrak een goede infrastructuur, een industrie en een goed opgeleide beroepsbevolking. Daardoor is een ongekend sterke stijging van de bevolkingsgroei opgetreden, die niet werd opgevangen door een meegroeiende infrastructuur.
De ontwikkelingslanden zijn op dit moment veel dichter bevolkt dan het Europa van voor de industriële revolutie. Het groeitempo van de bevolking ligt er veel hoger. De bevolking van Europa groeide van 187 miljoen in 1800 tot 400 miljoen in 1900. De bevolking van Afrika verdubbelt elke 24 jaar; dat is achttien keer zoveel in 100 jaar!
Emigratie van bewoners van de ontwikkelingslanden naar de rijke industrielanden is niet een werkbare oplossing om de problemen aldaar te verlichten. De situatie in de voormalige immigratielanden is de afgelopen vijftig jaar sterk veranderd. De economie is kwetsbaar geworden, de hulpbronnen zijn schaarser en het werkloosheidscijfer is hoger. Nieuwe immigranten hebben doorgaans een opleiding, die niet aansluit bij de behoeften van het immigratieland. De neiging om immigranten op te nemen zal daardoor afnemen.
 
6. Dank zij nieuwe technologieën kan een onbegrensd groeiende bevolking gehuisvest worden.
De bewering, dat ontwikkelingen in wetenschap en techniek er voor zullen zorgen, dat voor de mens een acceptabel bestaan verzekerd is, blijkt niet uit de ontwikkelingen van de afgelopen dertig jaar. In 1968 leefden ongeveer 1 miljard mensen met een redelijke levensstandaard en 2,5 miljard mensen in armoede. In 1990 was ondanks alle spectaculaire ontwikkelingen het aantal mensen met een redelijke levensstandaard toegenomen tot 1,2 miljard en het aantal armen tot 4,1 miljard. Het aantal arme mensen stijgt dus veel sneller dan het aantal mensen met een redelijke levensstandaard.
7. De oplossing van het bevolkingsprobleem ligt in de voorlichting van vrouwen.
Inderdaad leidt juiste voorlichting op de lange duur tot afnemende geboortecijfers. Voorlichting op zich is echter onvoldoende, omdat vrouwen in de Derde Wereld niet vrij zijn om de grootte van hun gezin te bepalen. Doorgaans zijn middelen voor geboorteregeling niet beschikbaar. Verder is de vrouw meestal niet vrij om zelf tot een keuze met betrekking tot de grootte van haar gezin te komen: anderen (haar man, haar schoonfamilie, de religie) hebben vaak een doorslaggevende inbreng.
Het beschikbaar stellen van middelen voor geboortebeperking zal waarschijnlijk al leiden tot een snelle daling van het aantal geboorten. Ook betere opleidingen voor meisjes zullen op langere termijn dit effect hebben.
Wij moeten bedenken, dat de moeders in de arme landen vaak de meest weerloze slachtoffers van de overbevolking zijn. Men kan denken aan de schrijnende situaties, die ontstaan bij gebrek aan voedsel en drinkwater. Zeker in geval van burgeroorlogen, die vaak een direct gevolg zijn van overbevolking (zoals in Ruanda). Veel vrouwen in de Derde Wereld hebben ook een slechte gezondheid als gevolg van een groot aantal zwangerschappen en geboorten.
8. Een hoog geboortecijfer is in veel landen gewenst, omdat kinderen arbeidskracht leveren en een verzekering zijn voor de oude dag.
In de arme landen komt veel kinderarbeid voor. Kinderen zorgen voor een aanvulling op het gezinsinkomen. Weinigen vragen daarbij naar de rechten van deze kinderen. Zij vormen een goedkoop en gemakkelijk te exploiteren reservoir van arbeidskrachten. Dit werkt allerlei vormen van uitbuiting in de hand. Ze maken lange dagen, zijn ondervoed en ontvangen te weinig onderwijs. Het gevolg is dat zij later, ongeschoold en ongezond, minimaal bij zullen dragen aan de ontwikkeling van hun land.
 
9. Degenen, die zich zorgen maken over de bevolkingsgroei, zijn racisten.
Wie zich zorgen maakt over de groei van de wereldbevolking, loopt het risico om door andersdenkenden voor racist te worden uitgemaakt: 95 procent van de groei van de wereldbevolking betreft immers niet-blanke mensen. Echte racisten bekommeren zich evenwel niet om de visstand, de voedselproductie, de erosie en het verlies aan landbouwgrond. Mensen met een al of niet wetenschappelijke gefundeerde vrees voor bevolkingsgroei doen dat wel.
Diegenen die zich zorgen maken over de bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden zijn meestal ook de mening toegedaan, dat de geïndustrialiseerde landen overbevolkt zijn. De oorzaken zijn immigratie en een naijlend geboorteoverschot sinds het geboortecijfer beneden de vervangingswaarde van 2,1 is gedaald. Pleiten voor een stop op immigratie leidt dikwijls tot beschuldiging van racisme, omdat de meeste immigranten niet-blank zijn. Het gevolg is dat de angst om te worden beschuldigd van racisme, velen ervan weerhoudt om openlijk hun zorg uit te spreken over de groei van de (wereld-)bevolking en het beheer van grondstoffen.
10. Het getuigt van arrogantie indien de noordelijke landen de zuidelijke landen ten aanzien van bevolkingsaantal de les willen lezen.
Veel leiders uit de ontwikkelingslanden wijzen elk beroep af dat op hen wordt gedaan om de bevolkingsgroei in hun land te matigen. Ze leggen de oorzaak van de ellende eenzijdig bij de koloniale verhoudingen in het verleden en het huidige hoge consumptieniveau in de industrielanden. Zij sluiten daarbij hun ogen voor de politieke en sociale omstandigheden, die in belangrijke mate bijdragen aan de huidige problemen. Daarmee staan ze een oplossing van deze problemen in de weg.
De uitgangssituatie in de ontwikkelingslanden is zo slecht, dat een verbetering van de levensomstandigheden onmogelijk is, wanneer de bevolking aldaar in het zelfde tempo blijft groeien. Een vergaande beperking van het aantal geboorten is daarom niet alleen in het belang van de wereld als geheel, maar nog veel meer in het belang van de betrokken landen zelf.
11. Iets willen doen aan de omvang van de wereldbevolking staat gelijk aan de plaats van God innemen.
Een deel van de christelijke en de niet-christelijke gelovigen is van mening, dat de bevolkingsgroei niet als probleem mag worden ervaren. Volgens hen houdt God zelf de toekomst van de wereld in Zijn hand. Menselijke actie om de groei van de wereldbevolking te stoppen is voor hen een vorm van ongeloof en zonde. Van deze groep gelovigen is een klein deel volledig consequent in deze opvatting. Daartoe horen bij voorbeeld de reformatorische christenen, die alle vormen van vaccinatie en verzekering afwijzen.
Een veel groter deel van de gelovigen is in zijn opstelling niet consequent. Enerzijds wijzen zij met religieuze argumenten een bevolkingspolitiek af. Ook zijn zij tegen het gebruik van “onnatuurlijke” middelen voor geboorteregeling. Anderzijds hebben zij geen enkele moeite met allerlei niet-natuurlijke manieren om de bedreigingen uit hun omgeving beheersbaar te maken (gewasveredeling, kunstmest, bestrijdingsmiddelen, genetische manipulatie, medicijnen, vaccinatie, chirurgie, elektrisch licht, moderne transportmiddelen).
De gelovigen, die zich verzetten tegen het stoppen van de bevolkingsgroei willen niet onderkennen, dat een deel van God’s schepping door de steeds voortgaande bevolkingsgroei verloren gaat. Men zou kunnen stellen, dat zij geen invulling geven aan de opdracht om als goede rentmeesters de aarde te verzorgen en de schepping in stand te houden.
12. Bevolkingsgroei in de ontwikkelingslanden heeft een veel geringer effect op het milieu dan in de rijke landen, omdat daar per hoofd een veel kleinere aanspraak op natuurlijke hulpbronnen wordt gedaan.
Arme mensen brengen in hun strijd om te overleven dikwijls grote schade aan het milieu toe.
Zo geschiedde bij voorbeeld tachtig procent van de ontbossing op aarde in de ontwikkelingslanden.
Een voorbeeld is Ethiopië. In het jaar 1900 was dit land nog voor 40 procent met bos bedekt, nu nog slechts voor 4 procent. Het bos is omgezet in landbouwgrond. Dat had veel onbedoelde neveneffecten. In de hooglanden van Ethiopië lagen al vele eeuwen landbouwgronden, die bekend waren om hun vruchtbaarheid. Dat had te maken met de vorming van een humus toplaag, door de bossen op de berghellingen.
Toen, door bevolkingsgroei, nieuw bouwland nodig was, werd daarvoor bos gerooid. Met het ontbreken van bos verloren de akkers hun natuurlijke bemesting en vruchtbaarheid. Bovendien werd het brandhout schaars. Vervolgens rooiden handelaren de verder gelegen bossen, waardoor de ontbossing nog sneller voortging. Bij gebrek aan brandhout ging de bevolking er toe over mest en stro als brandstof toe te passen. Het gevolg was dat stro niet langer gebruikt werd om de bodem tegen uitdroging te beschermen en de mest ontbrak om de vruchtbaarheid van de akkers te vergroten.
In een dergelijke situatie zal elke periode van droogte voor een ramp zorgen. Dat gebeurde dan ook. In 1984 ontstond een grote hongersnood. Ondanks deze ramp nam de bevolking van Ethiopië toe van 38,5 miljoen inwoners in 1980 tot 56,7 miljoen in 1993. Voor 2010 en 2025 wordt een bevolkingsomvang van 95 resp. 140 miljoen verwacht! Zelfs een land als Canada met zijn overvloedige hulpbronnen, zou een zo sterke bevolkingsgroei niet kunnen verwerken. Voor een arm land als Ethiopië ligt de bevolkingsgroei aan de basis van een volgende hongersnood.
 
13. India is niet overbevolkt, want dit land exporteert voedsel.
Er zijn nog altijd mensen, die de gang van zaken in India als een succesverhaal bestempelen. De groene revolutie zou het immers mogelijk gemaakt hebben om een snel groeiende bevolking te voeden. Ieder, die ooit in India heeft gereisd en die daar de menigten behoeftige mensen, de overal aanwezige bedelaars en de enorme vervuilde achterbuurten gezien heeft, zal niet gemakkelijk van een succesverhaal spreken.
Toen Brits Indië in 1947 onafhankelijk werd had het een bevolking van ongeveer 300 miljoen mensen. Hetzelfde gebied (thans bestaande uit de staten India, Pakistan en Bangla-Desh) heeft nu een bevolkingstotaal van meer dan een miljard mensen.
India was ook in 1947 een behoeftig land, maar het aantal mensen, dat in ellendige omstandigheden leefde was destijds veel kleiner dan vandaag de dag.
Wanneer India zijn bevolkingsgroei beheerst had, zouden de omstandigheden thans veel beter zijn.
Het land zou dan óók hebben kunnen voorzien in de behoefte aan woningen, onderwijs en werkgelegenheid. Nu kan het ternauwernood zijn inwoners voeden. Bovendien is het nog steeds afhankelijk van hulp uit westerse landen en Japan.
14. De voorspelling van Malthus is niet uitgekomen. Er is voldoende voedsel in de wereld om iedereen te voeden.
De feiten zijn anders. De groei van de voedselproductie blijft sinds 1985 achter bij de groei van de wereldbevolking. Hoewel er een groot aantal gevallen van hongersnood, voedseltekort en conflicten over hulpbronnen zijn geweest, is er tot nu toe nog geen sprake geweest van een voedseltekort op wereld-schaal. De optimisten wijzen er op, dat in oudere voorspellingen nooit rekening is gehouden met de geweldige groei van de graanproductie en de visvangst in de afgelopen decennia. Deze trendlijnen mogen echter niet zonder meer worden doorgetrokken.
Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van de visserij. Reeds sinds de jaren 70 wordt gewaarschuwd voor overbevissing. Verbeterde vismethoden maakten het mogelijk om de gevolgen van overbevissing geruime tijd te compenseren. Tussen 1950 en 1989 nam de visvangst elk jaar met 4 procent toe. Sindsdien is er echter sprake van een afnemende vangstopbrengst.
Er zijn aanwijzingen, dat dit zelfde verschijnsel ook bij de graanproductie optreedt. Tussen 1950 en 1984 groeide de graanproductie met 3 procent per jaar. In de periode daarna bedroeg het groeitempo slechts 1 procent per jaar (aanzienlijk minder dan de groei van de wereldbevolking). Een verbetering is niet te verwachten. Intensieve graanteelt vereist veel water. In de voornaamste gebieden voor de graanteelt heeft de vraag naar water zo langzamerhand de grens, van wat hydrologisch gezien gewonnen kan worden, bereikt.
De toevoeging van meer kunstmest heeft weinig of geen effect op de graanopbrengst. Bovendien leidt een intensief gebruik van kunstmest op den duur tot een achteruitgang van de bodem.
De meest productieve gebieden zijn allang in cultuur gebracht. Er zijn al uitgestrekte gebieden, die in opbrengst zijn achteruitgegaan door erosie, verzilting of andere factoren.
Om elke wereldbewoner een gevarieerd dieet te bieden is een halve hectare grond per persoon noodzakelijk; wereldwijd is slechts een kwart hectare beschikbaar. Wanneer de bestaande trends ten aanzien van bevolkingsgroei zich voortzetten, zal er in 2035 nog slechts een achtste hectare beschikbaar zijn.
15. Het uitsterven van een groot aantal planten- en diersoorten, veroorzaakt door de groei van de bevolking, is niet belangrijk.
Er is een enorm gebrek aan kennis over de verscheidenheid van de natuur. Er zijn naar schatting 13 tot 14 miljoen soorten planten en dieren in de wereld. Daarvan zijn er slechts 1,75 miljoen benoemd en geïdentificeerd. Ongeveer 30.000 soorten worden bedreigd met uitsterven als gevolg van menselijk handelen.
Sommige mensen menen, dat het teloorgaan van een steeds groter aantal ecosystemen er niet toe doet, omdat we toch niet weten hoeveel soorten er zijn. Met andere woorden: vandalisme is niet erg, zolang de vandalen niet weten, wat ze vernietigen. Een dergelijke manier van redeneren getuigt van grote arrogantie en een miskenning van de rechten van toekomstige generaties. Een ander punt van zorg is dat een groot deel van onze medicijnen wordt gemaakt uit plantaardige grondstoffen. Door soms nog niet bekende soorten uit te roeien sluiten wij toekomstige ontwikkelingen in de medische en de farmaceutische wetenschap en daarmee de mogelijkheid om de kwaliteit van het leven te verbeteren definitief af. De variatie aan plantensoorten, die in de regenwouden voorkomt, geeft de mogelijkheid om door kruising met bestaande landbouwgewassen nieuwe soorten te telen, die bestand zijn tegen plantenziekten.
Het is voor de mensheid dus om meerdere reden belangrijk de bijzondere ecosystemen die thans nog voorkomen, te behouden.

Conclusie

Wie zich inzet voor een kleinere wereldbevolking, zal veel tegenstanders ontmoeten. Vaak wordt geschermd met het woord “racisme” om het onderwerp bevolkingsgroei in de taboesfeer te brengen.
Het is moeilijk te voorspellen, wanneer en waar de bevolkingsgroei na een burgeroorlog zoals in Ruanda wéér tot rampzalige situaties zal leiden. Wij hebben echter geen voorspellingen nodig om onze vrees te onderbouwen. Nu al kan worden geconstateerd, dat het menselijk handelen reeds veel onherstelbare gevolgen heeft gehad. Grote gebieden van het tropische regenwoud zijn gekapt en veel planten- en diersoorten zijn uitgeroeid. De kwaliteit van het leefmilieu is achteruitgegaan.
Veel politici zijn oudere mensen. Ze zullen zelf waarschijnlijk nooit de gevolgen van hun nalatig beleid te zien krijgen. Er staat veel op het spel. Het is verstandig om acht te slaan op de talrijke waarschuwingen, die door wetenschapsmensen worden geuit. Onze kinderen en onze kleinkinderen zullen straks moeten lijden onder het gebrek aan bestuurskracht van vandaag. Wij zijn het aan onze kinderen verplicht om dit onderwerp boven op de politieke agenda te plaatsen!
2010