16 juni 2025

Interview met Jan van de Beek

Interview met Jan van de Beek

Peter Blok
Driebergen-Zeist 21-4-2025

Ik was zeer enthousiast over het boek Migratiemagneet Nederland van Jan van de Beek. Het maakte me nieuwsgierig naar de schrijver. Wat drijft iemand die, min of meer in zijn vrije tijd, zo’n boek schrijft? Wat is het voor iemand? We ontmoetten elkaar  bij de Stichting OverBevolking. Na afloop van een vergadering maar eens gevraagd of Jan zin had in een interview voor onze website. Hij zei gelijk ja. Drukke werkzaamheden maakten dat Jan pas op Tweede Paasdag tijd had Jan was die dag bezig met het schilderen en anderszins veranderen van een kamer. Gelukkig onderbrak hij zijn werkzaamheden voor onze ontmoeting in het Wapen van Driebergen.

Het kon niet anders of ons gesprek begon met een demografenvraag, namelijk de vraag naar zijn geboortejaar. Jan van de Beek is geboren in 1968. Dus na de roerige jaren zestig en de Vietnamoorlog, belangrijke gebeurtenissen in het leven van de interviewer, bouwjaar 1944. Wat daarom na het interview blijft verbazen, en aangenaam verrassen, is dat dit leeftijdsverschil vrijwel geen rol speelde tussen ons. We zijn allebei afkomstig uit middenstandgezinnen, al zijn er uiteraard grote verschillen tussen wat een rietsnijder doet, Jans vader, en een melkboer, mijn vader. Jan leerde al vroeg meewerken met onder andere dakdekken, ik leerde hoofdrekenen. Beide zijn we de eerste academici in onze families. Jan koos in Utrecht wiskunde als studie, met aandacht voor algoritmetheorie, hoogst nuttig voor het bouwen van rekenmodellen. Ook het leren van programmeertaal Pascal komt hem nog steeds goed van pas.

Ook Jan wilde net zoals ik de wereld zien. Hij kocht nog als student een Unimog, bouwde er een verblijf op en vertrok naar Marokko. Samen met zijn vriendin, zijn huidige echtgenote, reed hij naar Zuid-Afrika. Via Mauritanië, Senegal, Mali, Burkina Faso, Niger, Nigeria, Kameroen, Centraal Afrikaanse Republiek, Zaïre, Uganda, Kenya, Tanzania, Malawi, Mozambique, Zimbabwe, Botswana en Namibië. Voorwaar een aardig tochtje.

Unimog van Daimler-Benz

Hoe veranderde de reis Jan? Hij was al in aanraking gekomen met de boeken als Limits to Growth van de Club van Rome en The Population Bomb van Paul en Anne Ehrlich. Van belang voor zijn ontwikkeling was dat hij zijn reis gebruikte om na te gaan hoe al die doemscenario’s er in de dagelijkse werkelijkheid van Afrika uitzagen. Jan kon ter plekke zien, dat er zeer, zeer veel kinderen waren. Kinderen die vaker op straat speelden – als je die stoffige landweggetjes een straat kon noemen – dan op school zaten. Als wiskundige was hij geïnteresseerd in cijfers. Huiveringwekkende cijfers. In vrijwel elk land waar hij doorheen reed, zou de bevolking in twintig of dertig jaar verdubbelen, terwijl het onderwijssysteem vrijwel nergens in staat leek om die verdubbelde bevolking voldoende scholing en praktijkonderwijs te geven om zelf een economische ontwikkeling op gang te brengen. Nationale samenhang was er niet of onvoldoende; tot welke stam je behoorde bepaalde je loyaliteit. Nou zijn ook in Nederland geboorteregio’s of -steden belangrijk, maar er bestaat ook zoiets als het nationaal belang, het streven om gezamenlijk het welzijn te verbeteren. In Afrika echter verhinderden lokale loyaliteiten het uitvoeren, of invoeren van economische verbeteringen. De razendsnelle bevolkingsgroei was en bleef volgens Jan de grondoorzaak van stagnatie en achterblijven.

Mondiaal had dit ook grote gevolgen, zo berekende Jan. Hij concludeerde dat het globale gemiddelde kindertal achteruit zou gaan bij gelijkblijvende trends. In de ontwikkelde wereld was er al bevolkingskrimp, in Afrika een excessieve bevolkingsgroei die vrijwel zeker tot verarming zou gaan leiden. Jan kreeg veel te vaak opmerkingen te horen als: kijk, die groep mannen die daar staat kan niet trouwen, want die kunnen geen eigen land meer krijgen (plus dat ze geen opleiding hadden om een baan in de stad te kunnen zoeken). Hij observeerde dus, vaak via gesprekken, hoe verarming en sociale ontwrichting dreigde. Weliswaar met bevolkingsgroei als grondoorzaak, maar verergerd of (voorlopig) onoplosbaar door de cultuur. Dus besloot Jan na zijn terugkeer om naast wiskunde ook Culturele Antropologie te gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens zijn studie raakte hij vooral geïnteresseerd in schrijvers en onderzoekers die iets konden en durfden doen met cijfers. Zo sprak bijvoorbeeld het werk van Marvin Harris hem erg aan. Uiteindelijk resulteerden die twee studies in een proefschrift over de productie van wetenschappelijke kennis over en de effecten van migratie naar Nederland.

Niet alleen sluit je je studietijd heel definitief af met een proefschrift, ook twee zonen maakten het nodig om te gaan zorgen voor brood op de plank. Het waren gesprekken met diverse hoogleraren die Jans interesses stuurden in de richting van het migratieonderzoek. In die tijd was Wim Kok premier en overheerste de mening dat er immigratie mogelijk was met behoud van eigen cultuur. Ook toen al verzamelde Jan cijfers en analyseerde hij die. Ook toen al was er maar één conclusie mogelijk: immigratie zonder integratie resulteerde in achterblijven wegens een gebrek aan carrièrekansen. In de jaren negentig keerde het tij ten gunste van integratie. Bovendien, voor Jan natuurlijk een stimulans, viel het taboe op het verzamelen van ‘etnische gegevens’ weg. Het ‘besluit gevoelige gegevens’ maakte het mogelijk om veel meer statistische gegevens naar herkomst vast te leggen en te publiceren. Al bleven andere vooroordelen groot. Je mocht niet aan een mensenleven rekenen. Alsof medici niet allang en voortdurend hun beleid en ingrepen baseerden op opvattingen over winst op het gebied van Quality Adjusted Life Years, de zgn. Qualy’s.

Ondertussen bleef er de noodzaak van brood op de plank. Jan startte een bedrijf om scriptieschrijvers te begeleiden, want een academische carrière zat er niet in. Zijn bedrijf levert genoeg op en zorgt bovendien voor veel vrijheid. De behoefte om migratie en de gevolgen te analyseren bleef. Dank zij een startsubsidie van het Renaissance-instituut kon Jan met een aantal collega’s aan de Universiteit van Amsterdam het rapport Grenzeloze Verzorgingsstaat publiceren. Dit rapport trok veel media-aandacht en ook de politiek toonde interesse. Het rapport werd gevolgd door het boek Migratiemagneet Nederland.

Het werk van Jan van de Beek heeft nogal wat beroering veroorzaakt, omdat zijn onderzoek ‘stigmatiserend’ zou werken voor bepaalde bevolkingsgroepen. Zijn daardoor de toekomstverwachtingen van Jan veranderd? Deels. Er is niets tegen om comfortabel door te gaan met zijn bedrijf. Echter, de Stichting OverBevolking kreeg een legaat, groot genoeg om te gaan onderzoeken of er een plaats was voor Jan als bijzonder hoogleraar aan een Nederlandse universiteit. Helaas. Nederlandse universiteiten zijn een te gesloten bolwerken gebleken om baanbrekend sociaal-statistisch onderzoek toe te laten op een gevoelig onderwerp als immigratie. Toch blijft Jan – in samenwerking met de Stichting OverBevolking, de Universiteit van Amsterdam en een misschien een nog op te richten stichting voor het maken en het onderhouden van een database over migratie – ernaar streven om fundamenteel onderzoek naar de gevolgen van migratie te doen. Zijn droom is om middels dat databestand zeer gedetailleerde Nederlandse data te ontsluiten, zodat wetenschappers van over de hele wereld ermee aan de slag kunnen gaan. Een andere droom is een vergelijkend onderzoek naar de gevolgen van migratie in vier landen: Nederland, Denemarken, Japan en Zuid-Korea. Dat laatste land is een voorbeeld van een land waar de huidige snelheid van bevolkingskrimp in zeer negatieve gevolgen kan resulteren. Ook zou een studie naar de mogelijkheden om een lage-loneneconomie als gevolg van arbeidsmigratie om te draaien naar een hoge- loneneconomie zeer aantrekkelijke resultaten op kunnen leveren. Waarbij zijn ultieme streven zeer simpel te formuleren valt: wij moeten leren omgaan met krimp, vooral bevolkingskrimp, en immigratie niet zien als de ultieme oplossing.