7 september 2022

Een nieuwe stap op weg naar bevolkingspolitiek?

Bijna vier jaar geleden veroorzaakte de motie Dijkhoff c.s. tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen na Prinsjesdag nogal wat opschudding. In de motie werd gesteld dat er verschillende prognoses waren voor de groei van de Nederlandse bevolking. Deze zou ook qua samenstelling veranderen. De indieners van de motie vroegen de regering om de demografische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan in kaart te brengen en ook om beleidsopties aan te geven.

Te vroeg gejuicht?

Voor het eerst na de commissie Muntendam – zie daarvoor deze nieuwsbrief – werd er in Nederland over bevolkingspolitiek gepraat. Voor ons was dat aanleiding tot een juichende extra nieuwsbrief.

Het in de motie gevraagde onderzoek werd breed aangepakt. Een aantal ministeries en zowat alle relevante onderzoeksinstituten en planbureaus waren erbij betrokken. Zie voor details deze nieuwsbrief. Bij het coördinerende ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben wij toen een aantal punten aangedragen die naar onze mening alle aandacht verdienen bij de bevolkingsomvang en -groei van Nederland: luchtverontreiniging (broeikasgassen, stikstof, fijnstof), zeespiegelstijging en dreigend landverlies en voedselzekerheid in verband met onze grote afhankelijkheid van import.

Uiteindelijk kwam het onderzoek in handen van twee instituten, het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI), geassisteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit leidde tot een serie tussenrapporten en een eindrapport.

Wat wij vreesden, gebeurde. Instituten als het NIDI en CBS zijn erop gericht om aantallen te berekenen en trends door te trekken, maar hebben geen oog voor zaken als schone lucht, overstromingsgevaar of voedselzekerheid. De rapporten gaan alleen maar over een bevolking die groeit, vergrijst en diverser wordt, maar laat alle natuurlijke levensvoorwaarden buiten beschouwing.

Een staatscommissie Demografische ontwikkelingen

Op 6 juli jl. kondigde minister van Gennip in een brief aan de Tweede Kamer de instelling van een staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 aan. De benaming van die commissie vervult ons met zorg. Er is immers sprake van ‘demografische ontwikkelingen’, alsof die zich vanzelf voltrekken en waarop je moet reageren met beleidsvoorstellen. In een adres aan de voorzitter van de commissie dat wij samen met de Werkgroep Voetafdruk Nederland hebben opgesteld, vragen wij echter een proactieve houding: demografische ontwikkelingen zijn géén vaststaand gegeven waarbij je je moet neerleggen en waarvan je maar het beste moet zien te maken. Als commissie dien je vooraf aan te geven welke ontwikkelingen je wenselijk acht en hoe je die zou kunnen realiseren. Voor ons en de genoemde Werkgroep heet die wenselijke ontwikkeling bevolkingskrimp. In ons adres aan de commissie hebben we dit standpunt verder onderbouwd.

Wordt het heikele punt bevolkingspolitiek wederom geparkeerd?

De minister heeft de commissie opgedragen om haar advies – dat najaar 2023 moet verschijnen – mede te baseren op input van burgers en een brede groep deskundigen. Het staat de commissie vrij om opgegeven aandachtsgebieden ruimtelijke ordening, sturing van migratie, infrastructuur, energievoorziening, sociale zekerheid en sociale cohesie naar eigen inzicht te verbreden. Wat wij in ons gezamenlijke adres hebben aangevoerd, sluit aan op deze agenda. Wij rekenen er dan ook op om door de commissie te worden gehoord.

Als we echter de vier jaar in aanmerking nemen die verstreken zijn na de motie Dijkhoff en het nu weer toegevoegde extra jaar voor het werk van de nieuwe staatscommissie, dan kunnen we mensen die concluderen dat bevolkingspolitiek zo gevoelig ligt dat de regering de problematiek maar liever even parkeert en op de lange baan schuift, geen ongelijk geven.