3 juli 2010

Denis Diderot over Holland in 1773-1774

Marcel M. Portegies, historicus

‘En de bevolking groeide maar door’
Denis Diderot (1713-1784) is een van de belangrijkste Franse filosofen uit de achttiende eeuw. In 1773 en 1774 maakte hij een reis door Holland.
Dat gewest was volgens hem dicht bevolkt en kende een grote immigratie. Sinds Diderots reis is het aantal mensen per km2 in Holland vier maal zo hard gegroeid als in Frankrijk.

Inleiding
Rond 1770 is een reis door het buitenland voor Franse intellectuelen gebruikelijk. Holland is sinds de schrijver J.L.G. de Balzac (1594-1655) en de filosoof R. Descartes (1596-1650) een tweede vaderland voor Franse geleerden geworden. De boekhandels van Parijs hadden veel over de Republiek der Verenigde Nederlanden. Dat weerhield reizigers er niet van tot aan de Revolutie van 1789 telkens weer reisverslagen over Holland te schrijven.1
Ook Denis Diderot (1713-1784) deed een boekje open over wat hij noemde: `Het Egypte van Europa’. Diderot geldt als een van de belangrijkste Franse filosofen uit de achttiende eeuw. Van 15 juni tot 20 augustus 1773 en vervolgens van 5 april tot 15 oktober 1774 logeert hij bij de ambassadeur van Rusland in Den Haag. Vanuit de Hofstad maakt hij een paar uitstapjes naar Scheveningen, Leiden, Haarlem, Amsterdam, Delft, Zaandam en Utrecht. Behalve in laatst genoemde stad blijft hij dus binnen de grenzen van het gewest Holland.1
Immigratie
In zijn reisverhaal heeft de filosoof Frankrijk in gedachten als hij zijn mening over Holland geeft.1 In zijn vaderland woonden relatief veel minder mensen. In 1789 ongeveer 54 per km2. In 1795 leefden in Holland op een zelfde stuk grond plus minus 144 mensen.3
Volgens Diderot was het glashelder waar al die Nederlanders vandaan kwamen. Hij schreef: `De republieken rekruteren hun inwoners uit de monarchieën. Behalve de buitenlanders, die van alle kanten worden aangetrokken door de burgerlijke, politieke vrijheden en de godsdienstvrijheid rekruteert de republiek ook hen die uit nieuwsgierigheid komen of in de hoop rijk te worden. Onder hen ook een groot aantal Duitse en Zwitserse onderdanen om de landmacht en de marine te dienen; ze vormen er tweederde van en ze hebben zich bijna allemaal door middel van het huwelijk hier te lande gevestigd.’1
De wijsgeer was goed geïnformeerd. Een van de meest typerende kenmerken van de Nederlandse samenleving van de achttiende eeuw is dat er, terwijl veel geschoolde Nederlanders naar het buitenland vertrokken, de grote immigratie vanuit noordwest Duitsland niet afnam. Dit kwam omdat de Nederlandse arbeiders een aanzienlijk hogere levensstandaard kenden dan in de omringende landen. Dit gold vooral voor Holland. Dit moedigde de Hollandse werkgevers aan immigranten uit Noord-Brabant, Overijssel, Gelderland en vooral uit Duitsland aan te trekken. Daar was men gewend aan zwaarder werk en een lager loon.4
Ook in het Staatse leger waren veel buitenlanders te vinden. Dit kwam omdat het leger uit huurlingen bestond, ook weer vooral uit Duitsland, maar ook uit Denemarken, Zweden en Zwitserland. Na 1688 werden soms complete buitenlandse eenheden ingehuurd.5
Verstedelijkt
Door de hoge welvaart vestigden zich dus veel buitenlanders in Holland. Diderot schrijft dan ook, dat `er haast geen ander land ter wereld welvarender is en in vergelijking met zijn oppervlak dichter bevolkt, het resultaat van nijverheid, bedrijvigheid, economie, noeste arbeid en winstbejag. Sinds jaar en dag wordt hier met overtuiging beweerd, dat het gewest Holland, hoe klein ook, alleen al meer dan 2.500.000 inwoners telt. (…) Grote steden, stadjes en dorpen liggen tegen elkaar aan en de bevolking groeit maar door.’1
Hier is de wijsgeer echter op het verkeerde been gezet. In 1650 telde Holland naar schatting nog 903.000 inwoners, welk aantal daalde tot 794.146 volgens de volkstelling van 1795.3 Dit laat echter onverlet, dat hij vond dat Holland verstedelijkt was. Diderot: `Men oordele zelf over het aantal grote en kleine Hollandse steden en hun onderlinge nabijheid. Er zijn achtenveertig steden vanwaar men gemakkelijk in één dag Utrecht kan bereiken, en er zijn er drieëndertig waarnaar men zonder al te moe te worden op één dag vanuit Utrecht heen en weer kan reizen.’1
Maar goed dat de geleerde Fransman nu niet meer door Holland kan reizen. Het laat zich raden, wat hij daar nu over geschreven zou hebben. Immers in 2001 woonden maar liefst 465 mensen per km2 in Holland. In Frankrijk leefden toen op een zelfde stuk grond 108 mensen.6 Ofwel, sinds het einde van de achttiende eeuw is Holland vergeleken met Frankrijk bijna vier maal zo dichtbevolkt geworden. Tegenwoordig hebben de Fransen dus niet meer ruim twee en half, maar tien maal zoveel ruimte als de Hollanders.
Noten
  1. Diderot, D., Over Holland. Een journalistieke reis 1773-1774, Amsterdam en Antwerpen 1994, p. 9, 14, 23, 27, 29, 30, 110-126.
  2. Ardagh, J., Atlas van Frankrijk, Amsterdam 1992, p. 58, 63.
  3. Hofstee, E.W., Demografische ontwikkeling van de Noordelijke Nederlanden circa 1800-circa 1975, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 10, Haarlem 1981, p. 64, 65. Kossmann, E.H., De Lage Landen 1780-1980. Twee eeuwen Nederland en België, Deel 1, Amsterdam en Brussel 1986, p. 23.
  4. Israel, J.I., De Republiek 1477-1806, Deel II, Franeker 1996, p. 1146.
  5. Stalknecht, H., Het leger, Zwolle 2000 (20 Eeuwen Nederland en de Nederlanders, nr. 36), p. 857.
  6. Anonymus, Krimp nu voor later. Een zaak voor onze kinderen en kleinkinderen, z.p. 2002 (brochure Stichting De Club Van Tien Miljoen), p. 8.
    Anonymus, Statistisch Jaarboek 2002 (Centraal Bureau voor de Statistiek), Voorburg en Heerlen 2002, p. 43, 44.